In de mushaf die door Otthman ibn Afwan is opgesteld waren de letters niet voorzien van een taskhil. Tevens waren de Arabische letters niet voorzien van punten zodat de ‘ye’ ook als ’te’ gelezen kan worden. Er ontbraken dus ‘een punt’ of ‘punten’ onder of boven de letters. Tevens ontbrak de ‘Harekhe’, die een onderscheid maakt in ’te’, ’ti’, ’tu’.
Er waren dus meerdere recitaties mogelijk met de mushaf van Otthman Ibn Afwan. Volgens de oriëntalisten Goldzhier, Jeffery (d.1952) en Dr. Gerard Puin, betekent dit dat de mushaf op vele verschillende wijzes gereciteerd kon worden, tevens konden er verschillende betekenissen uit afgeleid worden. (1)
Dr. Gerard Puin zegt het volgende wat betreft de Sanaa manuscripten waar de Tashkil ook ontbrak. Dit manuscript is dus geschreven zonder ‘dots’ en zonder ‘diacritical markings’. “The text was written so defectively, that it can be read in a perfect way only if you have a strong oral tradition”. (2)
Daarnaast staat het volgende in het artikel: “the Sanaa text was a guide to those who knew it already by memory”. (3)
In de Islam is zelfs voor de recitatie van de Koran, een sanad beschikbaar. Deze sanad is- zoals wordt aangegeven door el Azaami – doorlopend vanaf vandaag tot aan de profeet (vrede en zegeningen zij met hem). Er is geen sterkere orale overlevering dan de islamitische Qiraat. Deze zijn moetawattir overgeleverd.
De tashkil was al bekend voor de islamitische periode onder de arabieren. Echter heeft Otthman ibn Afwan en zijn commisie ervoor gekozen om deze bewust achterwege te laten.
Ten eerste stuurde Otthman ibn Afwan naast de mushaf naar verscheidene regio’s ook een recitator mee.
Ten tweede werd door het ontbreken van de punten en harekhe, de verschillende Qiraat in tact gehouden.
Ten derde de Sanaa manuscripten bevestigen hetgeen wat al in de vroege islamitische bronnen staat zoals het werk van Ad Dani (371-444), ‘al muhqam fi naqt al mesahif’. Daarin staat dat de vroege mushafs zonder tashkil geschreven werden. Zodoende zien we dat manuscript-onderzoek ook hetgeen bevestigd wat sterke overleveringen bepleitten. (4)
Toen Kalief Omar (vrede zij met hem) opmerkte dat een bedoeïen verkeerd werd onderwezen in de Arabische grammatica, vroeg hij Ad-Du’ali (d.69) om een handleiding voor Arabische grammatica op te stellen. Deze werd echter niet meteen toegepast op de mushafs. Dit gebeurde onder het regime van Muawiyah (d.50), onder zijn leiding werd er een commissie opgesteld die de punten op de letters voegden in een manuscript. (5)
Ad-Duali (d.69) zorgde ervoor dat elk letter voorzien kon worden van vier soorten punten of harekhe. Zodoende werd dit aangegeven met een andere kleur in de mushafs. De handleiding van Ad-duali werd voortgezet door Yahya bin Amar (d.90). De mushaf van ibn Sirrin (d.110) was bijvoorbeeld voorzien van de ‘diacritical markings’ (punten en harekhe) die zijn aangebracht door Yahya bin Amar (d.90). (6)
Concluderend kunnen we het volgende stellen; het ontbreken van punten en ‘diacritical marking’ op letters in de vroege mushafs, worden bevestigd door gevonden manuscripten als vroege islamitische bronnen.
De sterke orale overleveringen hebben ervoor gezorgd dat