Home / Antwoord op artikelen van evangelisten / Bevat Surah 43:19 een tegenstrijdigheid in de Qira’aat?

Bevat Surah 43:19 een tegenstrijdigheid in de Qira’aat?

Bismillah ar-Rahman ar-Rahiem. In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.

In Surah 43:19-20 staat er het volgende:

19En zij maken de Engelen, degenen die dienaren (‘ibaad) van de Meest Barmhartige zijn, tot vrouwen. Getuigden zij van hun schepping? Hun getuigenissen zullen worden opgetekend en zij zullen worden ondervraagd. 20En zij zeiden: “Als de Meest Barmhartige het had gewild, dan zouden wij hen niet hebben aanbeden.” Zij hebben daarover geen kennis, zij liegen slechts. [Qira’aat van ‘Asim, Abu ‘Amr, Hamza, Al-Kisaa’i & Nafi’ via Qaloen]

19En zij maken de Engelen, degenen die bij (‘ind) de Meest Barmhartige zijn, tot vrouwen. Getuigden zij van hun schepping? Hun getuigenissen zullen worden opgetekend en zij zullen worden ondervraagd. 20En zij zeiden: “Als de Meest Barmhartige het had gewild, dan zouden wij hen niet hebben aanbeden.” Zij hebben daarover geen kennis, zij liegen slechts. [Qira’aat van Ibn Kathir, Ibn Aamir en Nafi’ via Warsh]

Eén van de varianten pleit dat de Engelen dienaren (‘ibaad) van de Meest Barmhartige (Ar-Rahman –> God dus) zijn terwijl de ander variant pleit dat de Engelen ‘bij’ (‘ind) de Meest Barmhartige (Ar-Rahman –> God dus) zijn***NOOT***. Is dit noodzakelijk een tegenstrijdigheid? Nee. Er is pas sprake van een tegenstrijdigheid wanneer iets A en niet-A is op hetzelfde moment. Dit is ook wat de wet van noncontradictie ons leert. Dit is hier niet het geval omdat er een manier is om die twee variante lezingen met elkaar te harmoniseren.

Harmonisatie: Dat de Engelen “bij de Meest Barmhartige” [‘indur-Rahman] zijn sluit niet uit dat de Engelen [ook] dienaren van de Meest Barmhartige (‘ibaadur-Rahman) zijn, en andersom.

De 13e-eeuwse gerespecteerde exegeet van de Qur’an uit Cordoba, al-Qurtubi (moge God genadig met hem zijn) gaf hier al ongeveer 750 jaar geleden antwoord op. Hij maakt een vermelding van de 2 variante lezingen en geeft ook ondersteuning voor beide variante lezingen:

Wat de lezing “dienaren van de Meest Barmhartige” [‘ibaadur-Rahman] betreft refereert al-Qurtubi (moge God genadig met hem zijn) naar volgende verzen:

Surah al-Anbiyya [21]: verzen 26-27 21:26 En ze zeggen: “De meest Barmhartige heeft zich een zoon toegekend.” Alle glorie komt Hem toe en hoog verheven is Hij! Nee, ZE ZIJN SLECHTS GEËERDE DIENAREN! 21:27 Ze spreken (verkondigen) niet voordat Hij heeft gesproken. En ze handelen (alleen) op Zijn bevel. [Dit gaat om de Engelen –> zie de Tafaasir van al-Qurtubi, Ibn Kathir, at-Tabari, as-Suyuti, …]

Surah al-Kahf [18]: vers 102 18:102 Denken de ongelovigen dat ze MIJN DIENAREN als beschermers kunnen nemen in plaats van Mij? Voorzeker, Wij hebben de hel klaargemaakt als een verblijfplaats voor de ongelovigen. [Dit gaat om de Engelen –> zie de Tafaasir van al-Qurtubi, Ibn Kathir, at-Tabari, as-Suyuti, …]

Surah al-A’raf [7]: vers 194 7:194 Voorwaar, de deelgenoten zijn DIENAREN net als jullie. Dus roep hen aan en laat hen dan jullie antwoorden, als jullie streven naar de waarheid. [Dit gaat om de Engelen –> zie de Tafaasir van al-Qurtubi, Ibn Kathir, at-Tabari, as-Suyuti, …]

Wat de lezing “bij de Meest Barmhartige” [‘indur-Rahman] betreft refereert al-Qurtubi (moge God genadig met hem zijn) naar volgende verzen:

Surah al-A’raf [7]: vers 206 7:206 Voorzeker, degenen die BIJ JOUW HEER ZIJN [‘inda rabbika], ze keren zich niet in hoogmoed weg van Zijn aanbidding. En ze verheerlijken Hem en ze prostreren voor Hem [Dit gaat om de Engelen –> zie de Tafaasir van al-Qurtubi, Muqatil Ibn Sulayman, Ibn Kathir, at-Tabari, As-Suyuti, …]

Surah al-Anbiyya [21]: vers 19 21:19 Aan Hem behoort alles wat er in de hemelen en op de aarde is. En DEGENEN DICHTBIJ HEM [‘indahu], ze zijn niet hoogmoedig om Hem te aanbidden, noch worden ze moe. [Dit gaat om de Engelen –> zie de Tafaasir van al-Qurtubi, Ibn Kathir, Ar-Razi**, Ibn ‘Atiyyah, As-Suyuti, …]

Ook kunnen we aanvullen dat de Qur’an en de Sunnah stellen dat al datgene buiten God Zelf dienaren van God en onderdanig aan God zijn. Dermate houdt dit dus al per definitie in dat de engelen daaronder vallen. Ook puur vanuit rationeel en logisch perspectief is het een valse dichotomie [drogreden] om te stellen dat het hier een “of” geval betreft terwijl het prima een “en” geval kan zijn.

**Ar-Razi (moge God genadig met hem zijn) stelt zelfs dat er een *consensus* is dat het hier over de engelen gaat.

***NOOT***: “bij” [‘ind] hoeft zeker niet noodzakelijk te verwijzen naar de nabijheid binnen een ruimtelijke locatie [zie bijvoorbeeld Surah 24:13, 15 & 39]. Allah, de Heer en Schepper van alles en iedereen [inclusief ruimte] staat hier buiten van en is niet onderhevig aan tijd en ruimte. Verder weten wij ook dat [metrische] tijd en ruimte een begin hebben. Ibn ‘Atiyyah (moge God genadig met hem zijn) zegt ook in zijn Tafsier [exegese] dat “bij” niet refereert naar ruimtelijke afstanden, maar dat “bij” hier duidt op de eer en hoge status van de engelen.