Home / Christendom en het monotheisme / Arianisme, drie-eenheid of zuiver monotheïsme

Arianisme, drie-eenheid of zuiver monotheïsme

In de vierde eeuw na Christus ontstond er een grote discussie onder christenen over de goddelijkheid van Jezus. Ditmaal was het Arius die de leer van de drie-eenheid aanviel. Hij is rond 256 geboren in Libië en was in Antiochie leerling van de vermaarde meester Lucianus.

Volgens Arius bestaat er één God, de Vader, die hij als volgt beschrijft in een brief aan zijn bisschop Alexander om het te overtuigen van de juistheid van zijn standpunt; “Hij is de enige ongeschapene, de enige eeuwige, de enige zonder begin, de enige ware, de enige die onsterfelijkheid heeft”. Uit dit unieke en ongeschapen wezen, voegt hij eraan toe, is het woord uit het niets voortgekomen door de wil van de Vader om zijn instrument te worden bij de schepping van de wereld. Het woord is dus niet eeuwig, omdat er een tijd is geweest waarin het niet was. Als het trouwens eeuwig was geweest, net zoals de Vader, betekent dat er niet één, maar twee ongeschapen wezens zouden zijn, wat zou indruisen tegen de monotheïstische opvatting van een unieke God. Arius beroept zich hierbij over de vers in de Bijbel dat voorkomt in de Spreuken 8-22-30; De Heer heeft mij voor al het andere verworven, toen hij zijn scheppingswerk begon, schiep hij eerst mij”. Hierbij zegt Arius alhoewel het moreel volmaakt is, is het Woord echter niet zo volledig volmaakt als de Vader. Bij de leer van Arius die overigens is verworpen door de toenmalige Bijbelgeleerden zien we dat er een ondergeschikte rol is weggelegd voor Jezus.

Het antwoord op Arius wordt gegeven in de geloofsbelijdenis van Nicea, deze is opgesteld onder leiding van Hosius; “Wij geloven in een enkele God, de almachtige Vader, schepper van alle zichtbare en onzichtbare dingen, en in een enkele Heer Jezus Christus, de unieke zoon verwerkt door de Vader, dat wil zeggen van de substantie van de vader, God Geboren uit God, verwerkt en niet geschapen, wezenseen met de Vader door wie alles in de Hemel en op aarde is gemaakt. Voor ons mensen en voor onze redding is neergedaald, hij is vlees geworden en mens geworden. Hij onderging de kruisdood, stond op de derde dag op steeg op naar de hemel, van waaruit hij zal komen oordelen over de levende en de doden. En in de heilige geest. Degenen die zeggen, “er was een tijd waarin hij niet was”, ofwel “hij was niet voordat hij werd verwerkt”, Ofwel “Hij is uit het niets gekomen”, of dat de Zoon van God van een ander wezen of een andere essentie is, of dat hij is geschapen of dat hij niet onveranderlijk is , maar aan verandering onderhevig, hen doet de Kerk in de ban.[1]

Constantijn publiceert als gevolg hiervan een edict dat de vernietiging door het vuur gelast van de werken van deze Ketters (dus de volgelingen van Arius) op straffe van de dood voor wie deze boeken verborgen houdt in plaats van ze verbranden.

De christenen hebben dus onderling gedurende de eeuwen een verhitte discussie gehad over al dan niet de goddelijkheid van Jezus. Er was een groep die beweerde dat Jezus ondergeschikt was aan God, maar toch een onvolmaakte God was die wel degelijk een begin had. Een ander groep, de leidende groep onder hen, claimde dat Jezus in alles identiek was aan God. Deze beide interpretaties zijn vormen van godslastering. Enkele kritische vragen aan de volgers van de Arianen zou als volgt zijn; Als Jezus het woord is, hoe kan het dan zo zijn dat er in Johannes wordt gesproken over het woord dat God was, als Jezus een onvolmaakte God is die ondergeschikt is aan de Vader dan valt dit niet te combineren met de bewering van Paulus die zegt; Het woord was God en het woord was Bij God, als het woord God is en hij was bij God dan dient dit gelijk te zijn aan God zelf. Tevens hoe moet je de volgende bewering weerleggen als je gelooft dat Jezus ondergeschikt is aan God in het bijbelboek van Johannes wordt het volgende overgeleverd; “de ongelovige Thomas wanneer hij zijn vingers in de wonden van Jezus steekt; ‘Mijn Heer, Mijn God’(Johannes 20;28). Of de volgende “In hem is de goddelijke volheid lichamelijk aanwezig’” (kolossenzen 2;9).

De beweringen van de concilie van Nicea over de goddelijkheid van Jezus zijn echter ook niet van zuiver hout gesneden, want als Jezus en God identiek aan elkaar zijn waarom zegt Jezus dan het volgende; “de Vader die mij heeft gezonden is meer dan ik”. (Johannes 14;28). Dit kan nog aangevuld worden met de volgende overleveringen; ‘Hij (Jezus)  is zo bang dat hij druppels bloed zweet’ (Lucas 22;42).  Als hij (Jezus) aan de vooravond van zijn terechtstelling gaat bidden op de Olijfberg vraagt hij aan God; ‘Vader , als het wilt, neem dan deze beker van mij weg. Maar laat niet wat ik wil, maar wat u wilt gebeuren (Lucas; 22-42). Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen. (Matteüs 24:36).

Dit zijn allen tegengestelde opvattingen die in overvloed aanwezig zijn in de Bijbel, het enige wat er zonder enige twijfels uitkomt is dat het geen zuiver monotheïstische godsdienst is in vergelijking tot de Islam.

 

De enige weg om een zuiver monotheïstisch godsdienst te aanhangen kan enkel door de Koran op te volgen. Allah (verheve en geprezen is Hij) zegt hier het volgende over;

“Zeg (O Mohammed): ,,Aanbidden jullie naast Allah wat geen schade voor jullie kan voorkomen en (jullie) geen voordeel kan brengen? En Allah, Hij is de Alhorende, de Alwetende.”

(Soerat al-Maa’idah: 76)

 

“Voorwaar, wat jullie naast Allah aanbidden zijn slechts afgoden, en jullie verzinnen leugens. Voorwaar, degenen die jullie naast Allah aanbidden hebben geen macht om jullie van levensonderhoud te voorzien. Zoekt daarom de levensvoorziening bij Allah en aanbidt hem, en wees Hem dankbaar, tot Hem worden jullie teruggebracht.”

(Soerat al-cAnkaboet: 17 )

 

“Zeg: ,,O lieden van de Schrift, komt tot een gelijkluidend woord tussen ons en jullie: dat wij niemand dan Allah aanbidden en dat wij niets naast Hem tot deelgenoot maken en dat wij elkaar niet als heren naast Allah plaatsen. Als zij zich dan afwenden, zegt dan: ,,Getuigt dat wij ons (aan Allah) overgegeven hebben.”

(Soerat Aali cImraan: 64)

 

“Dat is Allah, jullie Heer! Er is geen god dan Hij, Schepper van alles: aanbidt Hem dus. En Hij is over alle zaken waakzaam.”

(Soerat al-Ancaam: 102)

 

[1] Frederic Lenoir, Hoe Jezus God Werd