Home / Actualiteit en het christendom / Jizya in het Oude Testament

Jizya in het Oude Testament

Deuteronomium 20:10 Als jullie een stad willen veroveren, moeten jullie de bewoners van die stad eerst vrede aanbieden. 11 Als ze de stad in vrede aan jullie willen overgeven en de poorten voor jullie openzetten, moet de hele bevolking van die stad voortaan aan jullie belasting betalen en voor jullie werken. 12 Maar als ze geen vrede met jullie willen sluiten, maar tegen jullie willen strijden, moeten jullie de stad omsingelen. 13 Jullie Heer God zal jullie de overwinning geven. Dood dan alle mannen van de stad. 14 De vrouwen, de kinderen, het vee en alle spullen mogen jullie als buit meenemen. Jullie mogen de hele buit voor jezelf houden. 15 Dit moeten jullie doen met alle steden die buiten Kanaän liggen. Dus niet met de steden van de volken die nu hier in het land wonen.

We zien dus dat indien een volk aangeeft vrede te willen alvorens ze worden aangevallen, dat de Israelieten dan belasting van hen moeten ontvangen en dat het volk dan werkzaamheden voor hun moet verrichten.

Een vorm van gedwongen arbeid lezen we in 1 koningen 9;5;

“This is the account of the forced labor that King Solomon conscripted to build the LORD’s Temple, the royal palace, the supporting terraces, the wall of Jerusalem, and the cities of Hazor, Megiddo, and Gezer.”

We lezen het volgende over de handeling van David (vrede zij met hem) in 2 samuel 8:6;

“vervolgens bezette hij alle strategische punten in het rijk van Damascus. Sindsdien waren de Arameeërs aan hem onderworpen en moesten ze schatting afdragen. De Heer stond David bij in alles wat hij ondernam”.

In 2 Samuel 12;31 lezen we het volgende;

”Ook de inwoners van de stad voerde hij weg, en hij stelde hen te werk in steengroeven en steenbakkerijen. Hetzelfde deed hij met alle andere steden van Ammon”.
Een vorm van het betalen van djizya zien we terug in 2 koningen 3:4 waarin het volgende staat; “Now Mesha king of Moab was a sheep breeder, and he had to deliver to the king of Israel 100,000 lambs and the wool of 100,000 rams”.

Gill’s Exposition of the Entire Bible : “shall be tributaries unto thee: pay a yearly tax imposed upon them, as the Moabites sometimes did, and which was paid in lambs and rams with the wool, 2 Kings 3:4”

We lezen het volgende in het OT:

Psalm 119:89 “Heer voor eeuwig staat uw Woord vast in de hemelen”.

Daarnaast lezen we dat de woorden van God eeuwig (psalmen 117; 7-8) zijn en volmaakt (psalm 19 vers 8).

Dus de christenen dienen deze handelingen op z’n minst te respecteren. Het tegenstrijdige hieraan is dat de christenen juist de islam op het punt van Jizya te bekritiseren, terwijl de eeuwige en volmaakte woorden van God, die in de hemelen staan geschreven, hetzelfde bepleitten.