Home / Islam en de benadering van de evangelisten / De onderliggende tekst van de Sanaa Manuscripten – deel 2

De onderliggende tekst van de Sanaa Manuscripten – deel 2

In de het eerste deel hadden we het erover gehad dat de onderzoekster Asma van mening was dat het ging om een ‘notebook for learning pruposes’ van de auteur van de onderliggende tekst van de Sanaa manuscripten. Het gaat volgens haar dus niet om een Koran manuscript.

In de overleveringen komt het voor dat tijdens het regime van Kalief Umar mensen de koran grammaticaal verkeerd leerden. Dat Umar als gevolg hiervan aan Ad-duali vroeg om grammaticale richtlijnen te stellen. (Al azaami, history quarinic text, 139) Eveneens komt naar voren dat slaven de tekst tegen betaling kopieerden. En dat dit niet altijd accuraat werd gedaan. Abdullah ibn Masoud was erop tegen dat slaven de tekst tegen betaling kopieerden, terwijl enkele sahaba als ibn abbas ervoor waren. Deze tekst de onderliggende tekst van de Sanaa manuscripten, die weg zijn geschrapt, kan ook het werk werk van een niet capabele slaaf zijn. (Idem, 106). We gaan hieronder voorbeelden noemen waarom de tekst niet accuraat is en is opgesteld door een niet capabele auteur.

(1) Van veel van de niet-standaard overleveringen (readings) kan worden gezegd dat ze toe te schrijven zijn aan een defect geheugen. Hiervan is het van sommige overleveringen (readings) duidelijk dat deze in de tekst opgenomen, vanwege een gebrekkig geheugen, zoals:

a)

▪ Vers 24:26; Waar het manuscript (folio 11 A) de analogie verbrak bij het noemen van slechte vrouw/man, slechte man/vrouw – goede vrouw/man, goede man/vrouw. Het bevatte het volgende in deze volgorde: gemene vrouw/man, gemene man/vrouw, goede man/vrouw, vrouw/man.

▪ Vers 24:31; Het manuscript bevat het woord azwajuhinna in plaats van bu’iilatihinna in het eerste gedeelte van de vers in de standaard overlevering (reading). Hierna wordt opnieuw het woord bu’ulatihinna gebruikt als de standaard overlevering in de rest van het vers. Het is vreemd om twee synoniemen in dezelfde vers te gebruiken zonder dat er een contextuele reden voor is, zeker gezien dit een wetgevende passage is.

▪ Vers 2:220; “fa ‘ikhwanuhum,” in plaats van “fa’ikhwanukum” (zoals opgenomen in de standaard overlevering (reading)), past niet in de context omdat de toespraak direct van de profeet (vrede zij met hem) aan de gelovigen is gericht.

▪ Vers 15:65; bevat ya’muruna in plaats van de standaard tu’maruna, wat niet in de context past, omdat Lot en zijn familie moesten gaan waar Allah hen vroeg te gaan zodat ze gered konden worden, niet waar ze wilden gaan.

▪ Vers 33:60; Het manuscript bevat het woord al-munafiqin, wat grammaticaal onjuist is. Het moet al-munafiqun zijn, volgens de standaard overlevering (reading).

▪ Vers 8:73; Het manuscript bevat wa-fasadan kabirun, wat grammaticaal onjuist is. Het zou moeten zijn zoals de standaard overlevering is: wa-fasadun kabirun.

▪ Vers 24:31; Het manuscript heeft absarihim (hun blik) toegeschreven aan de mannen, wat in deze context verkeerd is, aangezien het gebod aan vrouwen was gericht. Het zou absarihinna moeten zijn, zoals in de standaard overlevering.▪ Vers 15:42; Het manuscript bevat minhum, wat de zin onhandig maakt, of ‘alayhim, wat een schrijffout zou zijn, omdat ‘alayhim weer verschijnt na laka.

b) Soms maakte de schrijver een fout wanneer hij de tekst probeerde te onthouden, dus gebruikte hij een synoniem voor de standaard overlevering, waarna de schrijver hetgene wat hij had opgeschreven uitwisste, en tenslotte schreef hij de traditionele overlevering op. Voorbeelden hiervan zijn verzen 9:20, 19:8 en 24:31. Deze methode komt in verschillende gevallen voor en geeft aan dat de schrijver niet voldoende getraind was in het memoriseren en te afhankelijk was van zijn slordige geheugen (waardoor ezelsbruggetjes werden gebruikt t.b.v. de memorisatie, die achteraf werden gecorrigeerd).

c) In vers 24:31 schreef de schrijver “al-wi.” Toen hij ontdekte dat het oorspronkelijke woord, dat “jonge kinderen” betekent, niet “al-wildiin” was, maar “al-tifl” (zoals opgenomen in de standard overlevering) hield hij “al-wi” aan en schreef hij vervolgens “al-tifl”, wat ongehoord is bij het schrijven van een heilige tekst.

d) Sommige zinnen zijn overgeheveld naar verschillende verzen vanwege hun parallelle context, zoals: i. Vers 2:88 “bal taba ‘a allahu ‘alayha” overgenomen uit vers 15:5;ii. Vers 25:2 “lam yiattakhidh sahibatan wala waladan” overgenomen uit vers 72:3;iii. Vers 63:3 “thumma izdadu kufran” genomen uit vers 3:90.

e) De negende hoofdstuk (Soerah) van de Quran is de enige Soerah in de koran die niet begint met de zin “bismiillah”. . . “In de naam van Allah ….”. Het manuscript plaatste deze zin wel aan het begin van de soerah, maar in de volgende regel van het manuscript schreef de schrijver: “Zeg geen “Bismillah”, wat de onprofessionaliteit van de schrijver aantoont en dat de manuscript diende voor eigen gebruik en niet als een officiële kopie van de Qoran die door andere mensen kan worden gebruikt.

(2) Verder bevat de manuscript enkele schrijffouten, alhoewel dit aantal beperkt is:

▪ Vers 2: 196: fadiyatun in plaats van fafidyatun.

▪ Vers 2:200: wa’itha aqdaytum in plaats van fa’itha qadaytum.

▪ Vers 2: 202: kasabun in plaats van kasabu.

▪ Vers 2:217: istata’una in plaats van istata’u.

▪ Vers 19:26: fakali in plaats van fakuli.

▪ Vers 22:31: tahun in plaats van tahwi.

▪ Vers 22:37: wa-laka in plaats van wa-lakin.

▪ Vers 9:8 I: al-naru jahannama in plaats van naru jahannama. (P167, hunting for the word of god)

Fedeli’s bewering inzake de afwezigheid van “ ‘an dinikum” in vers 2:217 in de Fogg-manuscript en dat dit mogelijk een indicatie is van een aanpassing van de Quran om het vechten door moslims in de heilige maand Rajab te rechtvaardigen.

Behnam Sadeghi weerlegde Fedeli’s bewering door te stellen: “Ten eerste heeft ze het onmiskenbare onderste deel van de “nun” van “’an” gemist, dat de schade aan het perkament heeft overleefd. Dus ‘an dinihi maakte toch deel uit van de tekst. (‘an dinihi is ook aanwezig in de Bonhams 2000 folio in Kor 5, 54.)

Ten tweede is de hele zin “wa-man yartadid minkun ‘an dinihi fa-yamut wa-huwa kafirun” over het algemeen onleesbaar door beschadigingen van aan perkament. Het is daarom niet duidelijk hoe zij kan concluderen dat de woorden ‘an dinihi in dit vers ontbreken. Vermoedelijk brengt het feit dat de restaurateur (lower modifier) ‘an dinihi’ schreef, haar ertoe te denken dat de woorden er oorspronkelijk niet waren, maar, zoals hierboven in voetnoot 12 te zien is, schreef de restaurateur (lower modifier) soms woorden die de hiaten opvulden die waren ontstaan door onherstelbaar uitgewiste woorden.

Het is dus heel goed mogelijk dat ‘an dinihi deel uitmaakte van de lagere tekst, onherstelbaar was gewist en vervolgens opnieuw werd geschreven door de restaurateur (lower modifier).Ten derde, zelfs als de term hier zou ontbreken, zou er geen reden zijn om de Uthmanische bewoording aan te merken als de latere, in tegenstelling tot de eerdere. Haar keuze in dit opzicht en haar veronderstelling van opzettelijke verandering, verraden misschien een lichte neiging van subjectiviteit en tot complot-denken.Ten vierde, het scenario dat Fedeli schetst om uit te leggen wat de motivatie kan zijn geweest om ‘an dinihi toe te voegen is op zich zelf staand onduidelijk. (Idem, p.188)

We kunnen een derde categorie toevoegen, namelijk “de verkeerd gelezen teksten door de oriëntalisten!'”, zoals vele “varianten” gelezen door Mingana, en de bewering van Gerd Puin (Observations, p. 109).

Gerd Puin beweerde dat een van de Sana’a-manuscripten het woord “qila” bevat in plaats van (zoals in de standaard) het woord “qul”, zie vers 34:49, waarvan wordt beweerd dat het een niet-gearchiveerde “variant” is die niet bewaard is gebleven in de islamitische traditie.bT. Altikulac raadpleegde het door Puin genoemde manuscript en constateerde dat “de schrijver vergat het woord te schrijven: wanneer iemand of hij persoonlijk hij de ommissie opmerkte, werd dit woord in de tekst ingevoegd.

Echter, zoals alle tekens lijken op punten, zo wordt het einde van een ayat [vers] ook aangemerkt met punten. Echter hoorden deze punten niet bij het vergeten woord dat later door de schrijver is toegevoegd. Hierdoor lijkt het erop dat deze punten onderdeel vormen van het woord, terwijl deze eerder zijn opgeschreven om het einde van een zin aan te merken.

Deze stippen werden echter door Dr. Puin onterecht aangemerkt als de stippen van “qila”.Wanneer het woord wordt vergroot en onderzocht, blijkt dat de “ya” tussen “qaf” en “lam” geen punten onder de “ya” heeft.

(Altikulac, AI-Mushaf Al-Sharif: Toegeschreven aan ‘Ali b. Abi Talib, lstanbul: Onderzoekscentrum voor Islamitische Geschiedenis, An en Cultuur. 2011, p.143) (idem, p194-195)